Schrijven met een machine in de kamer
Ik schrijf met een machine in de kamer. Ze praat snel, kent veel, en legt in seconden verbanden waar ik vroeger een middag voor nam. In mijn schrijf- en ontwikkelproces gebruik ik haar voor drie dingen: informatie, ideeën, en productie. Ik vraag om bronnen en feiten. Ik laat me voeden met invalshoeken voor workshops. En ik zet haar in om structuren te bouwen—koppen, paragrafen, overgangen—waar mijn eigen zinnen dan in kunnen landen.
Dat werkt. Tot het ineens meer werkt dan ik doorheb.
Onmerkbaar leun ik zwaarder op de capaciteiten van ChatGPT. De machine wordt niet langer een sparringpartner, maar een stille regisseur. Ik hoor mijn eigen toon nog wel, maar voel minder grond. Mijn intuïtie—dat dunne kanaal tussen ervaring en taal—raakt overstemd door een perfect geformuleerde middenweg. De tekst glijdt, maar ze leeft minder.
Onder die verschuiving ligt een dynamiek die ik ook in organisaties zie: snelheid verleidt, diepte kost. We ruilen de warmte van ambacht voor de koelte van efficiëntie en noemen dat vooruitgang. In strategische vraagstukken herkennen teams dit patroon—de drang om te beslissen vóórdat de betekenis helder is. In leiderschapsontwikkeling idem: handelen loopt uit op automatisme als we de onderstroom niet bevragen.
Psychodynamisch gebeurt er iets eenvoudigs. Ik projecteer autoriteit op de machine. Ze klinkt zeker, dus zal het kloppen. Tegelijk ontstaat afhankelijkheid: als zij het zegt, hoef ik minder te twijfelen. De relationele beweging is bekend—overdracht en tegenoverdracht, maar dan met siliconen empathie. Het leidt tot een productieve verslaving: meer output, minder eigenaarschap.
Systemisch schuift het centrum. Waar is de bron van het werk? Komt betekenis van binnenuit—ervaring, waarneming, geweten—of van buitenaf—patronen, voorspelbare taal, geaggregeerde wijsheid? Transformatie van binnenuit vraagt dat het midden in mij blijft. Niet egocentrisch, wel verantwoordelijk. Ik mag gereedschap gebruiken, maar ik blijf de maker.
Concreet zie ik drie risicopunten in mijn eigen praktijk.
Eén: tempo boven textuur. De machine versnelt, maar versnelt alles. Ook mijn aannames. Als ik onhelder vraag, krijg ik een glanzende uitwerking van onhelderheid. De oplossing is ritme: eerst vertragen, dan versnellen. Ik begin daarom met een korte, handgeschreven “bronbrief” aan mezelf: wat heb ik beleefd, gezien, geleerd? Pas daarna vraag ik de machine mee te denken.
Twee: vorm verdringt stem. Een perfecte structuur kan mijn eigen toon verdoezelen. Ik merk het als mijn metaforen vlakker worden en mijn zinnen ophouden met ademen. Dan zet ik de machine uit en herschrijf één alinea vanuit een concrete scène: een gesprek met een directeur, een stilte in een team, een moment van frictie. Ervaring reanimeert.
Drie: volledigheid als vermomde angst. De machine maakt het makkelijk om alles te willen afdekken: alle modellen, alle perspectieven, alle disclaimers. Maar volledigheid is vaak angst voor gemis. In plaats van ‘alles’ kies ik scherpte: welke éne gedachte wil ik nu in de wereld zetten? Welke grens trekt deze tekst bewust?
Tegelijk zie ik de enorme waarde. In workshops zet ik AI in als ideeëngenerator voor werkvormen—drie alternatieven in vijf minuten, terwijl ik zelf het vraagstuk openhoud. In onderzoek gebruik ik het als index: “wat heb ik over het hoofd gezien?” Bij schrijven als spiegel: “hoe leest deze paragraaf als ik hem halveer?” Het werkt zodra ik het contract helder maak: jij ondersteunt, ik besluit.
Een paar werkafspraken helpen mij om gezond met ChatGPT te werken:
• Intentie vóór interactie. Ik formuleer eerst mijn hypothese of intuïtieve kern. De machine krijgt een vraag, geen leegte.
• Marge van stilte. Na genereren plan ik een korte offline pauze. Ik laat inhoud bezinken vóór ik iets overneem.
• Eigen signatuur. In elke tekst benoem ik minstens één persoonlijke waarneming of casus die alleen ik kan hebben.
• Transparantie. Ik noteer in mijn werklog welke delen door AI zijn gesuggereerd en wat ik bewust heb veranderd.
• Verantwoording. Feiten check ik op herkomst; wijsheid ontleen ik aan ervaring; stijl draag ik zelf.
Dit alles is geen morele oefening, maar een oefening in volwassenheid. Bewuste leiders herkennen het: in relaties, in teams, in strategie. We werken met krachtige hulpmiddelen, en juist daarom is begrenzing een vorm van liefde—voor het vak, voor de lezer, voor de waarheid van het moment. De machine vergroot wat er al is. Als ik leeg ben, vergroot ze leegte. Als ik bewogen ben, kan ze mijn woorden scherpen.
Misschien is dat de uitnodiging: schrijven als leiderschapspraktijk. Niet om het perfecte stuk te maken, maar om het innerlijke kompas te oefenen dat ook buiten de tekst nodig is. De machine mag meebewegen—als spiegel, als index, als bouwer. Maar de richting kies ik zelf.
Ik eindig met vijf reflectievragen die ik mezelf, en ieder die met ChatGPT werkt, regelmatig stel:
1. Wat is mijn eigenlijke bedoeling nu—informatie verzamelen, perspectief verbreden of bevestiging zoeken?
2. Wat breng ik zélf in—ervaring, hypothese, waarde—voordat ik iets vraag?
3. Waar verleidt snelheid mij om diepte over te slaan, en welke pauze of grens herstel ik?
4. Wat in deze tekst of workshop is onmiskenbaar van mij—mijn stem, mijn scene, mijn risico?
5. Hoe borg ik eigenaarschap—bronvermelding, fact-check, stiltemoment, en een expliciet besluit—voordat ik publiceer?
Zo blijft de machine een compagnon, geen kompas. En kan het schrijven opnieuw doen wat het altijd al deed: betekenis maken, van binnen naar buiten.

